Zoek

Search
Close this search box.

Van bron tot kraan

Het proces

Het grondwater wordt op verschillende lokaties gewonnen uit waterhoudende zandlagen (aquifers). Het water is in de bodem terecht gekomen doordat er bij neerslag infiltratie plaatsvindt in gebieden waar de watervoerende zandlagen aan de oppervlakte komen zoals de savannegebieden in de oude kustvlakte. Hierdoor ontstaat grondwater dat zich uiterst langzaam in de ondergrondse zandlagen noordwaarts beweegt.

 

 

Te Republiek wordt water gewonnen uit de Zanderij-aquifer. De diepte van de bronnen varieert hier tussen de 25 en 30 meter. In de omgeving van Lelydorp wordt water gewonnen uit de Coesewijneformatie(60-80 m). In Paramaribo wordt water gewonnen uit de A-zandlaag. Hier zijn de bronnen wel 160 m tot 200 m diep. Het water wordt door middel van electrisch aangedreven bronpompen naar de zuiveringsinstallatie gepompt.

 

 

Hydrologisch onderzoek geeft aan waar de beste locaties zijn voor het aanboren van bronnen. Vervolgens worden er proefboringen gedaan. Aan de hand van de gegevens hiervan wordt een bronboring verricht. Een speciaal uitgeruste boormachine boort een gat. Wanneer de waterhoudende zandlaag of aquifer is bereikt wordt de bronschacht neergelaten. Het water stijgt in de schacht tot een bepaald niveau onder het maaiveld. Vervolgens wordt een bronpomp in de schacht neergelaten tot onder het waterniveau. Het onderste deel van zo’n schacht die zich in het zandpakket bevindt, bestaat uit een filter dat het mogelijk maakt dat het grondwater in de boorput komt. Hierna kan het proefpompen (testfase) beginnen. Als de gegevens over de capaciteit bekend zijn en de bron voldoende blijkt te kunnen produceren, wordt deze op het leidingstelsel voor ruwwater aangesloten.

 

Het aantal bronnen dat in bedrijf is ligt rond de tachtig. De productie per bron verschilt en hangt af van het resultaat van het hydrologisch onderzoek en het resultaat in de testfase. Afhankelijk van de productiecapaciteit wordt een daarop afgestemde bronpomp geplaatst.

 

 

Een leidingstelsel vervoert het ruwwater naar de zuiveringsinstallatie. De zuiveringsinstallatie kan een open zuiveringsinstallatie zijn (William Kraanplein, van Hattemweg) of gesloten middels ketels (Flora, Leysweg, Livorno, Blauwgrond). Op andere plaatsen is er sprake van een combinatie (Republiek, Helena Christina).

 

In de zuiveringsinstallatie wordt het water allereerst belucht. Het water wordt in contact gebracht met zuurstof door middel van sproeiers of door een cascade. Hierdoor treden er veranderingen op in de samenstelling van het gewonnen water.

 

Het in het water opgeloste ijzer en mangaan oxideert waardoor het een affiltreerbare vorm krijgt. Ook kunnen in het water opgeloste gassen zoals zwavelstof, stikstof, methaan en organische verbindingen ontsnappen. Vervolgens gaat het water naar een zandfilter. Hier blijven de stoffen die in de sproeiinrichting uitgevlokt zijn, in het zandbed liggen. Alleen het water sijpelt door het zandbed naar beneden en wordt daar weer opgevangen.

Vervolgens wordt het water door een schelpenbed geleid. Hierdoor wordt het water ontzuurd. Het water wordt minder ‘hard’. Na het schelpenfilter komt het water in de reinwaterkelders terecht waar het wordt opgeslagen voor distributie.

Winning

Het grondwater wordt op verschillende lokaties gewonnen uit waterhoudende zandlagen (aquifers).
Het water is in de bodem terecht gekomen doordat er bij neerslag infiltratie plaatsvindt in gebieden waar de watervoerende zandlagen aan de oppervlakte komen zoals de savannegebieden in de oude kustvlakte. Hierdoor ontstaat grondwater dat zich uiterst langzaam in de ondergrondse zandlagen noordwaarts beweegt.

 

Te Republiek wordt water gewonnen uit de Zanderij-aquifer. De diepte van de bronnen varieert hier tussen de 25 m en 30 m. In de omgeving van Lelydorp wordt water gewonnen uit de Coesewijneformatie(60-80 m) en de Zanderij-aquifer (60-70 m). In Paramaribo wordt water gewonnen uit de A-zandlaag. Hier zijn de bronnen wel 160 m tot 200 m diep. Het water wordt door middel van electrisch aangedreven bronpompen naar de zuiveringsinstallatie gepompt.

 

Hydrologisch onderzoek geeft aan waar de beste locaties zijn voor het aanboren van bronnen. Vervolgens worden er proefboringen gedaan. Aan de hand van de gegevens hiervan wordt een bronboring verricht. Een speciaal uitgeruste boormachine boort een gat. Wanneer de waterhoudende zandlaag of aquifer is bereikt wordt de bronschacht neergelaten. Het water stijgt in de schacht tot een bepaald niveau onder maaiveld.

 

Vervolgens wordt een bronpomp in de schacht neergelaten tot onder het waterniveau. Het onderste deel van zo’n schacht die zich in het zandpakket bevindt bestaat uit een filter dat het mogelijk maakt dat het grondwater in de boorput komt. Hierna kan het proefpompen (testfase) beginnen. Als de gegevens over de capaciteit bekend zijn, en de bron voldoende blijkt te kunnen produceren, wordt deze op het leidingstelsel voor ruwwater aangesloten.

 

Het aantal bronnen dat in bedrijf is ligt rond de tachtig. De productie per bron verschilt en hangt af van het resultaat van het hydrologisch onderzoek en het resultaat in de testfase. Afhankelijk van de productiecapaciteit wordt een daarop afgestemde bronpomp geplaatst.

Zuivering

Een leidingstelsel vervoert het ruwwater van de bronnen naar de zuiveringsinstallatie. De zuiveringsinstallatie kan een open zuiveringsinstallatie zijn  (van Hattemweg) of gesloten middels ketels (Flora, Leysweg, Livorno, Blauwgrond). Op andere plaatsen is er sprake van een combinatie (Republiek, Helena Christina).

 

In de zuiveringsinstallatie wordt het ruwwater allereerst belucht. Het water wordt namelijk in contact gebracht met zuurstof . Hierdoor treden er veranderingen op in de samenstelling van het gewonnen water.

 

Het in het water opgeloste ijzer en mangaan oxideert waardoor het een affiltreerbare vorm krijgt. Ook kunnen in het water opgeloste gassen zoals zwavelstof, stikstof, methaan en organische verbindingen ontsnappen. Vervolgens gaat het water naar een zandfilter. Hier vindt er uitvlokking plaats van ijzer en mangaan, die op de filter neerslaan. Alleen het water sijpelt door het zandbed naar beneden en wordt daar weer opgevangen.

 

Daarna wordt het water door een schelpenbed geleid. Door middel van limestone wordt het water ontzuurd. Het water wordt minder ‘hard’. Na het schelpenfilter komt het water in de reinwaterkelders terecht waar het wordt opgeslagen voor distributie.

Distributie

Om het gezuiverde water naar de verbruikers te transporteren is een uitgebreid leidingennet aangelegd vanaf de stations tot aan de binneninstallaties van de verbruikers.

 

Vroeger werd gebruik gemaakt van een watertoren om de druk te garanderen, maar tegenwoordig wordt het water middels pompen, die in een speciale pompen ruimte of op de kelders staan opgesteld, rechtstreeks in het net gepompt.

 

Het waterleidingnet kan als volgt worden onderverdeeld:

  1. Ruwwaternet: dit net transporteert het grondwater van de bronnen naar de zuiveringsinstallaties. (Dit net valt onder de verantwoordelijkheid van Productie)
  2. Reinwaternet: dit net transporteert het water dat reeds gezuiverd is en kan worden onderverdeeld in:
    1. Transportnet: het transportnet vervoert het water rechtstreeks van het ene naar het andere station. Zo is er bijvoorbeeld een transportleiding van de van Hattemweg naar het William Kraanplein en van het William Kraanplein naar Blauwgrond.
    2. Distributienet: het distributienet is het net dat middels hoofdleidingen vanuit een zuiverings- en pompstation via buizen van steeds kleinere diameter de verbruikers thuis bereikt.

 

De SWM is verantwoordelijk voor het net tot aan de watermeters. Voor de binnenhuisinstallatie (dit is de installatie vanaf de meter tot de kranen in het huis) is de aangeslotene verantwoordelijk. De SWM behoudt zich echter wel het recht de binnenhuisinstallatie te keuren en op basis daarvan aan- of af te sluiten. De reden hiervoor is dat een verkeerd aangelegde installatie gevaarlijk kan zijn voor de verbruiker of nadelig voor andere verbruikers in de omgeving.

 

De diameter van de leidingen wordt bepaald aan de hand van het aantal verbruikers dat via zo’n leiding zal moeten worden voorzien. Daarom is stadsplanning van eminent belang. Hierdoor kan bij het leggen van leidingen worden berekend hoeveel aansluitingen in een bepaald gebied verwachtbaar zijn. Doordat er in het verleden geen gedegen planning was en veel vroegere landbouwterreinen zijn verkaveld (bijvoorbeeld in het gebied Kwatta) is de diameter van bepaalde leidingen te gering geworden voor het aantal verbruikers dat via zo’n leiding moet worden voorzien.